 Tijdens deze oefening gaan we een sterretje, het zogenaamde "Pinwheel" maken. Ik werk hier in centimeters, maar je kunt ook in inches gaan werken. De maten van patroondelen moet je dan wel aanpassen. We maken eerst sjablonen, zodat we de juiste lapjes uit de stof kunnen halen. Zoals je kunt zien, bestaat het patroon uit 1 vierkant, en 16 driehoeken. De driehoeken zijn allemaal even groot. De totale maat van de Pinwheel is 15 bij 15 cm. |
| Je hebt het volgende nodig: |
|
|
|
 |
| We gebruiken het ruitjes papier, de liniaal en het potlood om het patroon te tekenen. We tekenen het vierkant en 1 driehoek. Om het eigenlijke patroon wordt een naadtoegift getekend. In deze eerste les werken we in cm''s en de naadtoeslag is dan 0.5 cm. Dit patroon wordt, inclusief de naadtoeslag, uitgeknipt en op schuurpapier geplakt met de Prittstift. Let op, de scherpe puntjes van de driehoek worden iets afgeknipt. Nu worden de opgeplakte patronen weer uit het schuurpapier geknipt. Zo ontstaan er malletjes. We gebruiken schuurpapier omdat dit goedkoop is en door het ruwe schuurpapier schuiven de malletjes niet meer op de stof. Je hebt nu malletjes. In die malletjes moet nog op de hoekpunten van elk patroon met de prikpen een gaatje geprikt worden. Je legt het malletje hiervoor op de prikmat, dan beschadig je de tafel niet. Als je met inches werkt kun je voor een vergelijkbaar blok een breedte van 2 inch en een naadtoeslag van 1/4 inch aanhouden. Het blok wordt dan heel iets groter, net als de afzonderlijke lapjes. Verder werkt de techniek hetzelfde. |
 |
Nu gaan we de malletjes overnemen op de stof. Dat doen we met potlood aan de achterkant van de stof. Leg de malletjes op de stof en trek een lijn langs de omtrek van de mal. Teken zonder het malletje te verschuiven, door de gaatjes een puntje op de stof. Goed drukken zodat het puntje zichtbaar is. Haal nu de malletjes van de stof en trek met een liniaal op de stof een lijn tussen de puntjes zodat het patroon goed zichtbaar wordt. Teken het de volgende patronen op de verkeerde kant van de stof:
|
 Je spelt de lapjes eerst aan elkaar. Niet allemaal tegelijk, maar steeds twee lapjes, die naai je later dan weer tot een baan. De banen worden aan ekaar genaaid tot een blok. Als je de lapjes (met de goede kanten op elkaar) aan elkaar gespeld hebt, ga je ze met kleine steekjes en keurig op de streepjes, met de hand aan elkaar naaien. De naadtoeslag wordt niet vastgenaaid. Eerst maak je van alle driehoekjes blokjes volgens het hiernaast weergegeven patroon. |
 Van deze blokjes maak je daarna banen. Strijk de naad steeds met je vingers naar een kant, bij voorkeur de donkerste kleur. De naad wordt dan steviger en schijnt minder door. Probeer altijd banen in je patroon te zien, dat werkt het eenvoudigste. Als je alle lapjes straks aan elkaar hebt zitten, heb je dus een blok van 19 bij 19 cm, er zit namelijk nog een naadtoegift rondom. Als de blokken verwerkt zijn tot een groter geheel, meten ze nog 18 cm bij 18 cm. |
| Door meerdere blokken met Pinwheels te combineren tot één geheel, kun je een grotere lap maken. Je kunt er voor kiezen om tussen de blokken banen, zogenaamde sashings, toe te voegen, maar je kunt ook de blokken zonder tussenbanen aan elkaar maken. Je ziet hiernaast een voorbeeld. Als je deze grote lap af hebt, dan heb je de "top" van je quilt klaar. |